I

Indeling
Stelsel van codes, waarin de typografische specificaties van een werk (zetbreedte, aantal regels per pagina, plaats van paginacijfers, plaats van hoofdregel etc.) zijn vastgelegd.<

Inhangen
Het bevestigen van het boekblok* in de vooraf gemaakte band.

Inschiet
Het papier dat verbruikt wordt voor het instellen van de drukpers én dat wat verbruikt wordt door misdrukken.

Inslaan/ Inslag
Het zodanig rangschikken van de pagina’s, dat ze na vouwen van het vel in de juiste volgorde verschijnen.

Inslagschema
Schematische voorstelling van de wijze, waarop een bepaald werk moet worden ingeslagen*.

Insteken
Het bijeenvoegen van b.v. twee gevouwen vellen van 8 pagina’s bij elkaar; de bladzijden 5-12 komen binnen het vel dat de bladzijden 1-4 en 13-16 bevat

Insteker
Een vel dat in een ander katern wordt ingestoken*.

Interlinie
Het wit dat tussen regels zetsel kan worden geplaatst. Zie ook regeltransport.

Inwinnen
De woordspaties verkleinen in één of meer regels zetsel, zodat een (gedeelte van een) woord méér in de regel kan. Gewoonlijk om een zeer korte uitgangsregel op te heffen of om een hoerejong* te voorkomen.