S

Satinage
De gladheid van het oppervlak van papier.

Schaaldrukken
Drukken van de afzonderlijke kleuren en de diverse combinaties van een meerkleurendruk.

Scheprand
De ongelijke rand van met de hand geschepte papieren, doordat de papierbrei is opgelopen tegen de randen van de schepvorm. Op de rondzeefmachine kan men schepranden imiteren door middel van een waterstraal.

Schicht
Een veelgebruikt Duits woord voor emulsie*.

Schoondruk
De druk waarop de buitenste (eerste en laatste) pagina’s van een vel voorkomen.

Schoongesneden
Wordt gezegd van een boekblok* dat aan drie kanten besneden is.

Schreef
Het afsluitende dwarsstreepje aan het einde van een letteronderdeel.

Schreefloos
Een letter zonder schreven, ook ‘antiek’ of grotesk genoemd.

Snijlijntjes
Dunne korte lijntjes, meegedrukt op de vellen, die de plaats van het snijden aangeven.

Spanjool
Een wit vlekje in een druk als gevolg van een papier- of inktdeeltje dat losgeraakt is en zich op de drukplaat vast gehecht heeft.

Spoedorder
Een opdracht die met de grootst mogelijke spoed moet worden uitgevoerd.

Sprekende hoofdregel
Regel boven de tekst van boekpagina’s die de titel van het boek herhalen (links) of de titel van het hoofdstuk of de inhoud van de betrokken pagina(’s) (rechts, of links en rechts) Niet zelden wordt in de sprekende hoofdregel ook het paginacijfer verwerkt.

Staand formaat
Rechthoekig formaat, waarbij de verticale maat groter is dan de horizontale.

Staartpagina
Een pagina die slechts ten dele gevuld is met tekst, aan het einde van een hoofdstuk. Men moet er naar streven op zo’n pagina meer dan vier à vijf regels onder te brengen.

Staartwit
De marge aan de voet van de bladzijde.

Stansen
Het snijden, in de meeste gevallen met een daarvoor speciaal gemaakt mes, van papier of karton in een bepaalde vorm.

Steendruk
Vlakdrukprocédé waarbij van de beelddrager op,( poreuze steen of metalen plaat) rechtstreeks op het papier wordt gedrukt, volgens het principe van de ondelinge afstoting van water en vet, in 1798 uitgevonden door Alois Senefelder.

Stempelen
Het voorzien van een verdiepte indruk op boekbanden enz. door middel van verhitte vormen, al dan niet in combinatie met folie of bladgoud.

Stofomslag
Los omslag om een (gewoonlijk gebonden) boek met kleppen opzij, ter bescherming van de band, veelal opvallend en kleurig uitgevoerd om het boek te kunnen etaleren.

Stolpvorm
Een wijze van inslaan* waarbij, evenals bij een schoon-en-weer-vorm, aan beide zijden van het papier dezelfde bladzijden worden gedrukt, waarna de vellen worden doorgesneden. Bij een stolpvorm blijft de zij-aanleg onveranderd, maar wordt bij het drukken van de achterkant de afloopkant knijpkant en omgekeerd.

Stramien
Hulpmiddel bij de typografische vormgeving van geïllustreerde werken, bestaande uit een stelsel van horizontale en verticale (denkbeeldige) lijnen, die stand en grootte van illustraties en tekstblokken bepalen.

Stuiven
Het losraken van stof en vezeltjes van de papieroppervlakte tijdens het drukken, waardoor inkt- en vochtwerken vervuild raken.